Het Lutherse geluid (2)

07-04-2024

‘Sola fide, sola gratia’ 

Op donderdag staan tussen 12.00 en 13.00 uur de deuren van de Lutherse Kerk open. Er druppelen altijd mensen binnen, nieuwsgierig naar wat zich daarachter bevindt. Toeristen, of Delftenaren die toevallig langslopen. Veelgehoord is: ‘Al woon ik mijn leven lang in Delft, ik ben hier nog nooit binnen geweest’.

Het mooie kapelletje is inderdaad bekender van buiten dan van binnen. Een opschrift op de galerij herinnert
aan de aanwezigheid van lutheranen. Officieel heetten ze echter geen lutheranen, maar aanhangers van de Augsburgse Confessie. Vertaald uit het Latijn luidt het opschrift: ‘De zeer edele en zeer aanzienlijke Bestuurders der stad Delft hebben dit kerkgebouw geschonken aan de kerk der Onveranderde Augsburgse Confessie in het jaar 1764’ (zie foto).

400-jarig bestaan
Het kerkje is dus niet altijd van de lutheranen geweest; in een stichtingsakte staat het jaar 1407. Uit jaarringen-onderzoek van de houten spanten op de koorzolder blijkt dat halverwege de vijftiende eeuw acht
eiken zijn geveld voor de bouw (voor de restauratie van de Parijse Notre Dame waren vijfhonderd eiken nodig). De lutheranen zelf waren ook al enige tijd in Delft voor ze zich konden vestigen aan het Noordeinde, namelijk sinds 1611. Toen werd een Duitse predikant beroepen, samen met de lutherse gemeente in Den Haag. In 2011 is het 400-jarig bestaan gevierd.

Delfts ‘gedoogbeleid’
In feite is de lutherse gemeente de eerste migrantenkerk. Geen migranten uit Ghana of Eritrea, maar uit de
Hanzensteden aan de Oostzee. Hun namen staan op de ouderlingenborden, met ‘typisch Delftse’ namen ertussen. Geen zendingsijver bracht deze Scandinaviërs en Duitsers naar de Hollandse steden, maar handel in hout en graan. Zij onderscheidden zich door hun lutherse godsdienst. Door het gereformeerde stadsbestuur werden zij ‘met oogluikinge toegestaan’. Dat Willem van Oranje een lutherse moeder had, zal ongetwijfeld hebben meegeholpen.

‘Door geloof en genade’
Wat geloofden de ‘lutherschen’ precies en wat maakte dat gereformeerden hen argwanend bekeken? In de vroegste protestantse geloofsbelijdenis, de Augsburgse Confessie, worden eerst de overeenkomsten benadrukt. Wie terug wil naar het geloof van de vroege kerk zal geen afwijkende leer vinden bij Luther en de zijnen. Het hart van de Confessie wordt gevormd door de artikelen waarin de rechtvaardiging van een andere kant wordt bekeken. Niet vanuit de mens, niet vanwege onze prestaties, niet dankzij een vlekkeloze levenswandel. De mens wórdt gerechtvaardigd, door geloof, en uit genade (‘sola fide, sola gratia’). De kerk heeft meer eisen aan de gelovigen opgelegd dan in de Schrift staan; het mag wat milder (sola Scriptura). Tot slot wordt in de Confessie het recht voorbehouden om misstanden te verbannen, en exclusieve claims van de geestelijkheid teniet te doen. Zo zouden voortaan leken brood en wijn ontvangen tijdens het heilig avondmaal.

Onveranderde Confessie
Niet Luther heeft de Augsburgse Confessie opgesteld, om verwijten van de Rooms-katholieke kerk te weerleggen. Het was zijn rechterhand Philippus Melanchthon. Op zoek naar verzoening zocht deze geleerde steeds de toenadering. Zijn flexibiliteit werd niet door iedereen gewaardeerd. Toen hij jaren later aan de Confessie ging ‘sleutelen’, nu in gesprek met de gereformeerden, vond dit geen weerklank. Men hechtte aan de ‘onveranderde’ (Latijn: Invariata) Augsburgse Confessie. Ook in luthers Delft. Daarvan getuigt het opschrift op de galerij (zie foto).

ds. Taco Smit